
Jurisprudentie
AQ6933
Datum uitspraak2004-06-25
Datum gepubliceerd2004-08-17
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers02/1467
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2004-08-17
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers02/1467
Statusgepubliceerd
Indicatie
Artikel 69 Rv. Verkeerd procesinleidend stuk. Verwijzing naar verzoekschriftprocedure.
Uitspraak
Uitspraak: 25 juni 2004
Rolnummer: 02/1467 KA
Repnummer rechtbank: 276691/02-51140
HET GERECHTSHOF TE ‘S-GRAVENHAGE, negende civiele kamer, heeft het volgende arrest gewezen in de zaak van
[Appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: [appellant],
procureur: mr. T. Bissessur,
tegen
[[stichting]],
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: [[stichting]],
procureur: mr. J.C. Zevenberg,
Het geding
Bij exploot van 18 oktober 2002 is [appellant] in hoger beroep gekomen van de door de rechtbank ’s-Gravenhage, sector kanton, locatie ’s-Gravenhage, tussen [stichting] als verzoekende partij en [appellant] als verwerende partij gegeven beschikking, uitgesproken op 22 juli 2002. [appellant] heeft een memorie van grieven (met producties) ingediend. Daarop heeft [stichting] een memorie van antwoord (met productie) genomen. Vervolgens hebben partijen hebben de stukken overgelegd en arrest gevraagd.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep en de voortzetting van de procedure
1. Onder punt 2 van de memorie van grieven verzoekt [appellant] toepassing van artikel 69 Rv en de memorie van grieven te lezen als een beroepschrift. [stichting] stelt zich op het standpunt dat [appellant] reeds niet ontvankelijk is in zijn hoger beroep, omdat het verzoek tot toepassing van artikel 69 Rv niet bij incidentele conclusie is gedaan en voorts omdat sprake is van misbruik van procesrecht.
2.1 Het hof overweegt als volgt. Op grond van artikel 69 lid 2 Rv leidt de rechter een met een verkeerd inleidend stuk aanhangig gemaakte procedure ambtshalve door naar het juiste spoor. Het betoog van [stichting] dat [appellant] zijn verzoek bij incidentele conclusie had moeten doen, gaat, als geen steun in het recht vindend, niet op.
2.2 Het hof houdt voorts zijn oordeel omtrent het betoog van [stichting] dat [appellant] niet ontvankelijk is in zijn hoger beroep omdat, zoals [stichting] stelt, sprake is van misbruik van procesrecht, aan totdat [appellant] in de gelegenheid is geweest hierop te reageren. Ingevolge lid 2 van artikel 69 Rv dient de procedure volgens de regels die gelden voor de verzoekschriftprocedure te worden voortgezet, zodat thans als eerstvolgend procesonderdeel de mondelinge behandeling aan de orde is.
2.3 Het hof zal de memorie van grieven lezen als beroepschrift en de memorie van antwoord als verweerschrift, zodat een bevel als bedoeld in de eerste volzin van lid 1 van artikel 69 Rv achterwege kan blijven. Feiten of omstandigheden op grond waarvan partijen, voorafgaand aan de mondelinge behandeling, in de gelegenheid zouden moeten worden gesteld hun stellingen aan de voor de verzoekschriftprocedure toepasselijke regels aan te passen, zijn gesteld noch gebleken, zodat ook die gelegenheid achterwege kan blijven. Nu het hof heden datum en tijdstip van de mondelinge behandeling bij arrest bepaalt, kan oproeping voor die mondelinge behandeling achterwege blijven.
Beslissing
Het hof:
- beveelt dat de procedure wordt voortgezet volgens de regels van de verzoekschriftprocedure;
- bepaalt dat de griffier van dit hof met de gedingstukken handelt volgens de regels van de verzoekschriftprocedure, de memorie van grieven beschouwt als een op 18 oktober 2002 ter griffie ingekomen beroepschrift en de memorie van antwoord als een verweerschrift en voorts dat de griffier een rekestnummer bepaalt;
- bepaalt dat de mondelinge behandeling plaatsvindt in het
Paleis van Justitie, Prins Clauslaan 60 te ’s-Gravenhage, op 13 augustus 2004 om 13.30 uur;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. De Wild, Schuering en Beyer-Lazonder en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 juni 2004 in bijzijn van de griffier.